Rondom onze woning leven tientallen vogelsoorten. Ze helpen het ecosysteem van jouw tuin en de directe omgeving in balans te houden en ze zijn natuurlijk heel leuk om te zien. Maar hoe trek je vogels naar je tuin? De gewaskeuze in de tuin bepaald onder andere welke vogels worden aangetrokken. Als ze eenmaal in je tuin zitten, is het natuurlijk ook leuk als ze blijven. Lees hieronder alles over vogels in de tuin.
Wil je van jouw tuin een aantrekkelijke plaats maken voor vogels, zorg dan dat je tuin in ieder geval in hun basisbehoeften voorziet. Vogels zoeken een plek waar ze voldoende voedsel, water en beschutting vinden. Het is de kunst om evenwicht te vinden tussen een tuin die mooi is en een tuin die voldoet aan de wensen van vogels. Streef naar een zo groot mogelijke variatie en hoeveelheid aan struiken, grassen, bomen en planten. Op deze wijze wordt de natuurlijke habitat nagebootst die aansluit op de voeder- en broedgewoonten van de verschillende soorten vogels.
Voedselaanbod
Vogelvriendelijk tuinieren betekent zeker niet dat u de tuin zijn gang moet laten gaan. Verwildering zorgt er niet voor dat de tuin een perfect plaats voor vogels is. Sterker nog, er zal teveel van ‘hetzelfde’ ontstaan, wat een averechts effect veroorzaakt. Beplanting zoals brandnetels en gras zullen dan de overhand krijgen. Daardoor verminderd het voedselaanbod van de vogels en zult u dus nauwelijks tot geen vogels in uw tuin treffen.
Ook een tuin die onderhouden wordt op netheid heeft vogels bar weinig te bieden. Het voortdurend aanharken en het weghalen van blad, takjes en uitgebloeide bloemen leidt ertoe dat er nauwelijks nog insecten, nestmateriaal, zaden en vruchten voor de vogels te vinden zijn. Een gebrek aan slakjes, bijvoorbeeld, veroorzaakt dunne en poreuze eierschalen bij de koolmees. Normaal eet een meesje rupsen en spinnen, maar tijdens de legperiode hebben ze juist de kalk uit slakkenhuizen nodig. De natuurlijke aanwezigheid van slakken is voor de koolmees van groot belang.
De meeste vogels eten zowel zaden als insecten. Sommige eten overwegend zaden, andere overwegend insecten. We noemen ze daarom zaadeters en insecteneters.
Voedsel voor zaadeters
Het voedselaanbod voor zaadeters hangt af van de plantkeuze die wij maken. Bes- of vruchtdragende bomen en struiken zijn zeer gewild. Bij besdragende bomen of struiken moet rekening worden gehouden met de kleur en de grootte van de bessen of vruchten. Rood is voor vogels goed te zien en zwart reflecteert ultraviolet licht dat wij niet zien maar vogels wel. Kleine bessen zoals vlier en rode kornoelje zijn voor kleine vogels als mees en vink goed te eten, maar de grote bessen van meidoorn en klimop niet. Kies zoveel mogelijk voor inheemse soorten. Deze zijn dikwijls rijker aan zaden dan de uitheemse gewassen. De zaden van de uitgebloeide bloemen vormen een belangrijke voedselbron in de winter.
Voedsel voor insecteneters
Veel vogels hebben insecten als natuurlijk voedsel. Insecten vinden ze in composthopen, plantenresten, dode takken en bladeren, onder stenen en boomstronken. Planten zorgen ook voor het voedsel van de insecteneters. Hoe meer verschillende soorten (inheemse) planten, struiken of bomen in de tuin staan hoe meer insecten worden aangetrokken. In een vogelvriendelijke tuin is ruimte voor slakken, rupsen, kevertjes, wormen en duizendpoten. Een rommelhoekje met brandnetels of look-zonder-look trekt rupsen aan en dood hout en losse stenen muurtjes zorgen voor schuilplaatsen voor insecten die op hun beurt weer voedsel zijn voor de vogels. De dode stengels van planten zijn een overwinteringsplaats voor insecten die op hun beurt weer het wintervoedsel zijn voor vogels.
Planten, bomen en struiken voor vogels in de tuin
- veeldoornige distel: het zaad is erg in trek bij kruisbek, groenling, putter, sijsje, heggenmus en glanskop
- bosaardbei: het zaad en de vruchten zijn geliefd bij lijster, mus, vink, groenling, zwartkop, lijster, kraai en kneu
- korenbloem: het zaad is voedsel voor sijsje, pimpelmees, kruisbek, kraai, kneu, groenling enputter
- wilde kamperfoelie: de bessen worden gegeten door vink, lijster, kraai, mees, merel, zwartkop en het roodborstje
- wilde wingerd: de blauw-zwarte bessen zijn erg in trek bij barmsijsje, roek, zwartkop, ekster en lijster
- vlier: de donkerpaars-zwarte besjes zijn voedsel voor waterhoentje, pestvogel, vliegenvanger, kraai, lijster, tuinfluiter en spreeuw
- meidoorn: de rode bessen zijn zeer gewild bij merel, kramsvogel en koperwiek
- beuk: de nootjes worden gegeten door specht, mees en vink
- witte berk: de gebruikers van het gevleugelde zaad zijn Vlaamse gaai, mus, tjiftjaf, ekster, pestvogel, mees, rietgors en vink
Tip: In de winter kun je de vogels een handje helpen door ze te voeren.
Nestgelegenheid
Voor veel vogels is het in ons modern tuin- en woonlandschap bijzonder moeilijk om geschikte nestgelegenheid te vinden. We kunnen ze helpen door nestkasten op te hangen die voor plaatsvervangende nestruimte zorgen. De nestkast moet zo geplaatst worden dat de voorkant uit regen, wind of zon hangt. De invliegopening moet dan op het zuidoosten zijn gericht.
We hangen de kast op ooghoogte, zodat de kast ook goed schoon te maken is na afloop van het broedseizoen (eind augustus). Het schoonmaken is belangrijk in verband met mogelijk ongedierte waar andere vogels weer mee besmet kunnen raken. Het aantal nestkasten in de tuin is niet aan een beperking gebonden. We kunnen bijvoorbeeld gerust twee nestkasten aan dezelfde boom ophangen en een minimum afstand is niet noodzakelijk. Hang de kast zo op dat hij vanuit het huis goed gezien kan worden. Er is veel plezier te beleven aan een paartje vogels.
Tip: Maak een nestkastje zo snel mogelijk na het uitvliegen van de jonge vogels schoon.
Onze favoriete nestkasten:
Nestbescherming
Vogels nestelen het liefst in een natuurlijke omgeving, zoals in een wilde, natuurlijke heg met meidoorn, braam en wilde rozen. Er is niet alleen volop voedsel te vinden, maar ze bieden de vogels ook nestbescherming. We helpen ze door hagen, bomen en struiken te snoeien en zo een dichte begroeiing te stimuleren. Een goed gesnoeide kamperfoelie biedt naast voedsel en broedgelegenheid ook een goede beschutting. En een braamstruik langs muur of boog of een gaspeldoorn in de tuin kan een veilige plek zijn voor een nest. De doornige takken beschermen de vogels tegen belagers. En wat te denken van een schuur dik begroeid met klimop: volop insecten, bessen en plekjes om te schuilen of een nest te bouwen. Als u er ruimte voor heeft, plant dan zeker ook minstens één of twee bomen in uw tuin. Ze bieden net als struiken nest- en schuilgelegenheid, voedsel en een mooie hoge plek om eens flink te zingen. Goede vogelbomen voor grote tuinen zijn onder andere els, inlandse eik en berk. Voor kleinere tuinen kun je denken aan lijsterbes, meelbes en wilde kers.
Lees ook: 6x bijzondere vogelnesten
Belagers
Tot de natuurlijke vijanden van de kleinere vogelsoorten behoren de ekster, Vlaamse gaai, kraai en in mindere mate de sperwer. Ze halen vogelnesten leeg. Het leeghalen is natuurlijk en onvermijdelijk en het blijkt voor het totale vogelbestand niet nadelig te zijn. We kunnen wel zorgen voor een dichte begroeiing die voor meer veiligheid zorgt.
De grootste bedreiging voor jonge vogels zijn wel de niet-natuurlijke vijanden, de huiskatten. Vanwege hun grote aantal horen ze niet bij de natuurlijke vijanden. Het is ook bijna onmogelijk katten uit de tuin te weren. Wel kunnen voorzieningen worden aangebracht in de vorm van kragen van draadgaas of stekels die je rond een boom kunt aanbrengen.
Water in de tuin
Vogels hebben water nodig om te kunnen overleven. Niet alleen om te drinken en te baden, maar ook om de veren in goede conditie te houden. Door het badderen wordt de isolerende werking van het verenkleed in stand gehouden. De lucht wordt dan vastgehouden en dat beschermt ze zowel tegen warmte als tegen de winterkou. Door het waterafstotende vetlaagje om het verenkleed bevriezen vogels niet.
We kunnen vogels naar de tuin lokken door eenvoudige drink- en wasgelegenheid te bieden in de vorm van een vijver of een vogelbadje. Voor een vijver geldt dat er een ondiep gedeelte moet zijn waar de vogels zo in kunnen lopen. Helemaal ideaal is een vijver met een vogelstrandje. Dit maakt u door in een zonnige, ondiepe hoek van de vijver een of twee kruiwagens grind te storten. U hoeft verder alleen maar af en toe het door de enthousiaste vogels losgebadderde grind weer even naar boven harken. In de winter bij vorst kan een vijver open gehouden worden door een luchtpomp en in het vogelbadje kan het water verwarmd worden door middel van aquariumverwarming. In geen geval mag iets aan het water worden toe gevoegd, zoals antivries. Water in de tuin moet het hele jaar aanwezig zijn.
U bedoelt hierboven waarschijnlijk de veeldoornige distel (of langstekelige distel) ipv veeldoordistel.
Dat klopt, we hebben het meteen aangepast. Bedankt voor je reactie!